ℜ𝔬𝔢𝔩𝔢𝔳𝔢𝔩𝔡 & 𝔖𝔠𝔥𝔢𝔳𝔢𝔫𝔦𝔫𝔤𝔢𝔫

De eerste Roeleveld settelt zich
in Scheveningen.

Mijmeren
Ik ben een Roeleveld, wonend in het Scheveningen van de 21e eeuw. Vanuit de serre, hoog boven het maaiveld, heb ik zicht op een mooi stukje Scheveningse historie, met daarbij een vleugje familie geschiedenis. ’s Ochtends gaat daar de zon vaak de strijd aan met de dauw, die als een deken over het ‘nettenboetstersveld’ ligt. Dan voel ik me vaak een beetje een voyeur die met en bakkoffie de ontboezeming van dit stukje puur natuur bewonder.


Ondertussen mijmer ik een beetje weg en probeer me voor te stellen hoe het leven in Scheveningen was ten tijde dat de naam Roeleveld daar zijn intrede deed met daarbij de vraag, welke Roeleveld was eigenlijk de eerste?

Het moet eind 17e eeuw zijn geweest en de reden was zoals zo vaak, ‘de liefde’. Hij was Abraham uit Den Haag en zei was Pieternelletje uit Scheveningen.

Scheveningen rond de 17e eeuw
Het vissersdorp bestond in die tijd uit vier zandwegen, waaraan alle bebouwing lag. Het waren ieder geval zo’n honderdtachtig woningen en een zestigtal stallen. In documenten en schetsen uit de 17e eeuw werden deze wegen met naam genoemd; Keizerstraat, Weststraat, Torenstraat en Molenslop.

Scheveningen telde toentertijd zo’n duizend bewoners waarvan er zo’n tweehonderdvijftig regelmatig de zee trotseerde. Dit waren niet alleen de ruwe zeebonken maar ook scheepsjongens (ketelbinkies) van soms maar twaalfjaar oud. De bescherming van het dorp tegen de grillen van de zee was in die tijd niet meer dan een zanddijkje enigszins gestut door een enkele rij palen. Direct daarachter stonden de eerste visserswoningen al. Niet vreemd dus dat Scheveningen regelmatig de strijd moest aangaan met de bij tijd en wijle nukkige en woeste zee, met helaas soms desastreuze gevolgen.

Het vrij spel dat de zee en wind zo vlak aan de kust had zorgde ervoor dat die paar zandwegen nog meer verzandde in soms grillige zandsculpturen. Bij harde regen konden de zandwegen het water niet snel genoeg afvoeren en werd het hele dorp haast onbegaanbaar. Zonder goede verdediging tegen de zee was het onderhouden van die vier zandwegen het zelfde als water naar de zee dragen. Daarom kon lange tijd de natuur in Scheveningen z’n gang gaan. In die tijd werd het huisafval gewoon voor de deur op de zandweg gedropt. De grote hoeveelheid visafval (vischgrom) afkomstig van de visserij, de mest en de uitwerpselen van de mensen werden op erven gedropt. Dit en de huisafval in de straten zorgde voor een constante stank. De vervuilde lucht die hierdoor ontstond zorgde regelmatig voor epidemieën. De woningen waren heel simpel, zonder stromend water. De centrale plek was een vuurplaats die zorgde voor ruimteverwarming en dit was gelijk de plek waar gekookt werd. Straatverlichting was er niet dus buiten was het ’s avonds aardedonker.

Tot 1665 konden de inwoners van Scheveningen de grote stad alleen bereiken via een kilometers lange kronkelig, heuvelachtig en zanderig duinpad. Maar de verhuizing van onze Abraham van Den Haag naar Scheveningen kon dankzij Constantijn Huygens over een kaarsrechte met klinkers bestrate weg “De Zeestraat” plaatsvinden.

De zeevisserij was zwaar en gevaarlijk, dat blijkt wel uit het relatief grote aantal weduwe die Scheveningen rond die tijd telde. De vrouwen hadden het minstens zo zwaar als de mannen. De in die tijd grote kindersterfte was een kruis die de Scheveningse vrouwen hun hele leven moesten dragen. Daarbij had de vrouw altijd dat nare onderbuikgevoel dat haar man of zoon niet van zee zou kunnen terugkeren. Naast haar zware taak van het runnen van een groot gezin in een vervuilde omgeving, moest de vissersvrouw ook nog regelmatig de vis naar de Haagse Markt brengen en dat was met een mand vol vis op het hoofd een fysiek zware taak. Op de terugweg liep ze dan weer met turf te zeulen.

Nu even terug naar mijn stamvader

Mijn stamvader is Jacob Abrahamz (~1640),
zijn zoon heette Abraham Jacobz(1674).
Abraham Krijnsz(~1610) is waarschijnlijk Jacob’s vader.

In het familiearchief vond ik weinig over Jacob Abrahamz, alleen dat hij en zijn vrouw minstens drie kinderen hebben gekregen en dat zij hun hele leven Hagenaars zijn gebleven. Van hun tweede zoon, Abraham Jacobz weten we meer, bijvoorbeeld dat hij in het jaar 1697 op zijn 23st Den Haag voor Scheveningen verruilde om daar te trouwen en zich daar te nestelen.

Nieuw voor mij was dat Abraham voordat hij naar Scheveningen verhuisde al een keer getrouwd is geweest. Er is hiervan nog geen bewijs gevonden (akten) en dit huwelijk staat daarom ook nog niet in de stamboom.

Het eerste huwelijk zou in 1695 in Den Haag hebben plaatsgevonden en hij trouwde met Elisabeth van der Sluis en zij kregen samen twee kinderen. Elisabeth overleed twee jaar later op 23e jarige leeftijd. Abraham vond zijn tweede liefde in Scheveningen en trouwde in 1697 met Pieternelletje Jansz Houtman. Ze gingen in de Weststraat wonen en kregen over een periode van twintig jaar vijftien kinderen. Het was dus aan Pieternelletje te danken dat de wortels van de naam Roeleveld gelijk diep in de grond van Scheveningen werden geplant. Maar het moet voor haar in alle opzichten ontzettend zwaar zijn geweest, wat wel blijkt uit de volgende droevige opsomming: Pieternelletje was net zoals Abraham drieëntwintig toen zij met hem trouwde. In 1698, zes maanden na hun huwelijk, kreeg ze dochter Cryntje. Cryntje overleed al op vierjarige leeftijd. In 1699 kreeg ze zoon Crijn maar die werd maar tweeëntwintig. Na de geboorte van Crijn, over een periode van achttien jaar, werden vier van haar kinderen doodgeboren en vier haalde de het eerste levensjaar niet. Dat slechts vijf van haar vijftien kinderen nog leefde toen ze op 62e jarige leeftijd overleed moet haar leven hebben getekend.

In officiële documenten is te lezen dat Abraham in 1729 door Schout en Burgemeesteren tot voerman van Scheveningen, Leyden en Haarlem werd benoemd. Zijn belangrijke taak als voerman was om zodra de schuiten op het strand van Scheveningen waren geland, deze verder het land op te trekken. Hiervoor had hij de beste en sterkste paarden tot zijn beschikking. Als voerman mocht Abraham onder geen beding sterke drank drinken en zelfs niet of roken. Op een bepaald moment had hij als voerman een monopolie positie. Het rijtuig dat zijn goed draaiende bedrijf bezat werd regelmatig gebruikt voor personenvervoer. Door de Scheveningse gemeenschap van toen werd de familie Roeleveld als goed bemiddelt beschouwd. Ze hadden een huis aan de Keizerstraat en woonde met het hele gezin aan de Weststraat.

Pieternelletje Houtman stierf in 1739 op 62e jarige leeftijd. De notaris schreef aan haar sterfbed over Pieternelletje "ziekelijk te bedde leggende edogh daer bijde gezont ven verstant" en over Abraham "Cloek en gezond van lighaam".

Een goede kijk op het leven van Abraham en Pieternelletje geeft de inventarislijst die gemaakt is na het overlijden van Pieternelletje, hier de belangrijkste objecten: Een stal met daarin vier open wagens, een koetswagen, een vierwielig open sportrijtuig en zes paarden. Een huis aan de Weststraat met een waarde van vierhonderd gulden. Het huis aan de Keizerstraat werd in de inventarislijst niet benoemd?

Abraham hertrouwde negen jaar later op 73 jarige leeftijd met de toen 22 jarige Willemina Vroegop en zij kregen samen twee kinderen. Sajant detail is dat hun eerste kind Yzaac twee maanden na hun huwelijk werd geboren. Helaas werd Yzaac maar negen jaar. Abraham overleed vijf jaar na zijn 3e huwelijk, op 78-jarige leeftijd.