𝔊𝔢𝔫𝔢𝔯𝔞𝔱𝔦𝔢 IX


P ersoonskaart van

Mocht u de persoonskaart niet zien klik dan op



Handtekening Pieter


Handtekening Pieternella

G eboorte en Jeugd

De geboorte van Pieter werd op 10 september 1849 aangegeven op het gemeentehuis te Den Haag.
De geboorte van Pieternella Pronk werd op 4 juni 1850 aangegeven op het gemeentehuis te Den Haag
Pieter is op 14 mei 1869 ingelijfd, onder nummer 141 bij de Nationale militie. Hij kreeg op 15 december 1871 "vergunning tot het aangaan van een huwelijk".


Geboorteakteakte van Pieternella


Geboorteakte van Pieter

H uwelijk

Pieter en Pieternella trouwden in 1871. Dit was in het Raadhuis van Den Haag en werd door Everardus Bonifacius baron Everardus Bonifacius baron Witter van Hoogland Wethouder, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente 's-Gravenhage Wethouder, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente 's-Gravenhage. Getuigen waren Krijn Roeleveld (broer van Pieter), Simon Roeleveld (broer van Pieter), Willem Bastiaan Pronk (broer van Pieternella) en Michiel Johannes Blok. Pieter was toen 22 jaar en Pieternella 21 jaar. Pieter was een zoon van een visser terwijl Pieternella de dochter was van een reder, die ook bakker was. Een huwelijk tussen een redersdochter en een visser was uitzonderlijk. Het was eigenlijk beneden de stand van een reder.

R ussische aandelen

Tijdens en na de eerste wereldoorlog (1914-1918) hebben meerdere Scheveningse families, die over wat geld beschikten, flinke verliezen geleden. Zij hadden hun geld belegd in Russische aandelen. Door de revolutie in Rusland en de wisseling van de macht in 1917 waren deze aandelen plotseling helemaal niets meer waard, al hun geld was verloren.Er werd veel handel gedreven voor en tijdens de oorlog met Duitsland en zodoende was er veel Duits geld in omloop bij de Scheveningse handelaren en reders. Ook dit geld ondervond de gevolgen van de oorlog, door de vliegende inflatie van 1918 werd het geld waardeloos. In 1923 was 1 mark nog evenveel waard als 1 miljard oude marken.

Pieternella had nogal wat geld. Nu was dochter Clara getrouwd met Jacobus Knoester die ook reder was. Deze Jacobus heeft zijn schoonmoeder Pieternella overgehaald haar geld te beleggen in aandelen en hij zou daar wel voor zorgen. Hij kocht daarvoor Russische aandelen. Ook Pieternella heeft dus daardoor grote verliezen geleden. De familie heeft dit Jacobus Knoester nog lang erg kwalijk genomen waardoor de kontakten losser werden.

P ieter al schipper

In 1892 vaarde Pieter op de SCH 242. In dit jaar heeft hij met dit schip 6 reizen gemaakt met een vangst van totaal 1673 vaten gezouten haring. Verdeelt als volgt:

1e reis 291 vaten
2e reis 308 vaten
3e reis 350 vaten
4e reis 308 vaten
5e reis 346 vaten
6e reis 70 vaten

S chepen waarop Pieter heeft gevaren.

Ook wel gewoon Bom genaamd. Scheveningen heeft vroeger nooit een haven gehad. De vissersschepen waren dus gedwongen op het strand te landen. In de loop der eeuwen heeft de bomschuit zich ontwikkeld vanuit de pink. Deze schuiten hadden een platte bodem zodat ze op het strand niet konden kantelen. Om het driften van de schepen te voorkomen waren aan beide zijkanten zwaarden gemaakt. In december werden de schepen hoog op het strand getrokken tot tegen de duinen. In het voorjaar moesten ze weer teruggetrokken worden. Soms waren hiervoor 24 paarden nodig en onder het schip werd een hele glijbaan van houten balken, ingesmeerd met vet, gelegd. De lengte / breedte verhouding was 2:1. Afmetingen: Lengte 29 voet ; Breedte 16 voet ; HOL 5 voet ; draagvermogen 14-18 last. De laats te bom bleef in de vaart tot in 1918.

D e Logger:

Dit vissersvaartuig werd voor het eerst in ons land geïïntroduceerd in 1866 door Adriaan Eugène Maas, geboren in Rotterdam en woonachtig in Scheveningen waar hij veel voor de visserij betekende. Hij was van mening dat de, toen gebruikelijke, bomschuit een veel te slechte zeiler was en liet daarom in Boulogne Sur Mer (Frankrijk) een nieuw schip bouwen naar het Franse model dat daar Lougre heette. In ons land kreeg het al gauw de naam logger. Het was een driemaster die "Scheveningen" werd gedoopt. Omdat er in Scheveningen nog geen haven was werd deze naar Vlaardingen gevaren. Nog dat zelfde jaar bestelde Maas 2 nieuwe zeilloggers bij Vlaardingse scheepswerven. De 2 schepen kregen de namen "Hollander" en "Arnoldine Marie" en liepen op 4 april 1867 van stapel. De afmetingen van de eerste logger waren: lengte 17 meter, breedte 5,55 meter, diepte 2,40 meter en inhoud 45 à 50 ton. De eerste logger had een masttuigage en de emmerzeilen die in Frankrijk veel werden gebruikt. Bij de Nederlandse vissers viel die tuigage niet in de smaak. Al gauw werd overgegaan op een zogenaamde kottertuig. Een voor- of fokkenmast en een bezaanmast, beide met gaffelzeilen. Er is geen scheepstype aan te wijzen waaraan in de loop der jaren zoveel is verbouwd. In 1910 namen er 501 zeilloggers aan de haringvangst deel. Scheveningen stond aan kop met 185 loggers. In 1920 waren er 493 zeilloggers en 29 motorloggers en in 1930 2 zeilloggers en 229 motorloggers. In 1930 voeren de laatste zeilloggers uit op haringvangst. De indeling van de logger was geheel afgestemd op de vleetvisserij, het vangen, verwerken en opslaan van de haring. Tevens moest er worden gerekend met een wekenlang verblijf van de bemanning. De volgende ruimten waren op een logger aanwezig: een verblijf voor de bemanning, de droogruimte, de tier- of laadruimte, nettenruimen, het reepruim, het verblijf voor de schipper en stuurmansmaat en de kombuis. Geheel voorin was het kabelgat, een ruimte voor de ankerketting. Het kabelgat, met de daaronder gelegen voorpiek, was versterkt met waterdichte schotten of wel het aanvaringsschot. Het verblijf van de bemanning, ook wel vooronder genoemd, was berekend op ± 12 mannen exclusief schipper en stuurmansmaat. Deze hadden hun verblijf in het achteruit. In de laadruimen werden de tonnen met haring opgeslagen. De droogruimen waren bedoeld als opslag van proviand.

SCH 69 1883 SCH 242 1891 SCH 175 1894 Van de rederij K.J. Knoester (de schoonvader van dochter Clara) SCH 429 1903 Clara

P ieter als klinker.

Pieter was benoemd als klinker van Scheveningen. Klinker of omroeper zijn was vroeger, in Scheveningen, een belangrijke functie. Zijn taak was in de straten om te roepen dat er een schuit of een logger gearriveerd was en hoe laat de vis verkocht zou worden. Men kon maar niet zo omroeper worden; als eis werd gesteld dat men minstens vijf jaar als schipper of stuurman gevaren had en de leeftijd van vijfenvijftig jaar had bereikt maar niet ouder was dan vijfenzestig jaar. De benoeming was voor het leven. Voor het opvullen van een vacature werden de gegadigde opgeroepen en werd door het gooien met 3 dobbelstenen bepaald wie de vacature mocht vervullen. Iedere omroeper had zijn eigen wijk.

Er waren zes klinkers van wie vijf een eigen wijk in het dorp hadden en èèn als dorps omroeper de verkoop van huizen, verloren voorwerpen en overheidsmededelingen omriep. De zesde was onbezoldigd in dienst van de gemeente en deelde voor zijn inkomen mee met zijn vijf collega's. Die kregen hun inkomen van de reders. Tijdens de haringvisserij kregen ze voor elke logger of bom, waarvan ze de afslag omriepen ƒ3,50 en tijdens de schrobnet visserij kregen ze per logger ƒ1,- en per bom ƒ0,50 per reis. De niet Scheveningse vissers, die de haven bezochten en hun vis verkochten, moesten hun ook betalen. Dan was er nog de garnalenvangst, die hen een kwartje (ƒ0,25) per omgeroepen partij opbracht. Daarnaast stonden ze ook in dienst van de kerk. Bij elke dienst bewaakten ze èèn van de uitgangen en ze luidde de klokken bij begrafenissen en kerkdiensten. In het dagelijkse Scheveningse leven namen zij een belangrijke plaats in. In 1964 overleed de laatste klinker Gijs Vrolijk.
Rond 1910, hij was toen 61 jaar, werd Pieter benoemd tot waker. Deze functie hield in dat hij andere klinkers benoemde. Wakers werden benoemd door de reders en later door de redersvereniging. De oudste dochter van Pieter, Clara, was getrouwd met Karel Knoester, een reder die zitting had in de redersvereniging. Wellicht is Pieter op voorspraak van zijn schoonzoon benoemd.

P ieter als klokkenluider

Pieter was klokkenluider van de Oude kerk aan de Keizerstraat. Dit was hij samen met 6 andere klokkenluiders. Voor de kerkdienst moesten zij aan de 6 touwen trekken om de klokken in beweging te brengen. Dit was altijd een zwaar werk. Na het luiden van de klok ging Pieter naar zijn vaste plek boven op de gaanderij vlak bij de organist. De Oude Kerk heeft nog een luidklok gemaakt door Coenraet Anthoniszoon. een tweede klok kreeg een barst en werd in 1798 verkocht.
Anekdote : Een vaak gehoorde opmerking van Pieter, als je vroeg hoe het ging, was "Het is min met de vrachies." Hij bedoelde dan, dat er weinig begrafenissen waren en hij niets verdiende met klokken luiden. De verdiensten waren toen 10 cent per keer luiden.

O verlijden van Pieter en Pieternella

Pieter is na een lang ziekbed uiteindelijk op 10 november 1917 aan kanker overleden "des morgens te zeven uur". Hij was toen 68 jaar. Zijn bed stond beneden in het huis. Hij woonde toen in het "Slob van Maarten Sukkeren". Pieternella leefde nog 16 jaar na het overlijden van Pieter en overleed in 1933 op 82 jarige leeftijd. Haar overlijden werd op 26 april aangegeven in bij de burgerlijke stand van Den Haag.


Overlijdensakte van Pieter


Overlijdensakte van Pieternella