Arie en Martijntje Roeleveld
(1846-1911)
Eind 19de eeuw waren Arie Roeleveld
(Naar Persoonskaart)
en Martijntje van der Harst, ouders van Jacobus, bekende verschijningen
in Scheveningen. Arie Roeleveld en Martijntje van der Harst trouwde in 1867.
Arie was schipper op een bomschuit. Op 13 februari 1878 werd hun zoon Jacobus geboren.
Op 30 maart 1878 was Arie Roeleveld tijdens een storm op zee. Vanwege het aanhoudende
slechte weer, besloten hij stuurman van de bomschuit ‘De Jonge Arie’ en Arie Pronk van
de bomschuit ‘Hoop doet Leven’ om samen, de haven van IJmuiden binnen te lopen en daar
het slechte weer af te wachten.
Direct na aankomst begaf stuurman Roeleveld zich aan wal om reder M. de Niet per telegram
op de hoogte te stellen van hun behouden aankomst. Echter tijdens het donker weer terug
aan boord komen viel hij in het water. Pogingen om hem uit het water te halen mislukte.
Nog twee uren werd er naar het lichaam gedregd maar zonder resultaat. Pas op 27 april
werd het lichaam gevonden.
Nabestaanden en reder De Niet - voor wie Roeleveld 15 jaar als stuurman had gevaren -
vertrokken vervolgens naar IJmuiden waar de stuurman werd begraven.
Martijntje blijft met vijf jongere kinderen achter. Over het leven van Martijntje in
Scheveningen is een boek geschreven met de titel "Martijntje" en is geschreven door
Arend Tael een kleinzoon van Martijntje.
Uit oude krantenknipsels wordt duidelijk dat Arend Tael met dit boek niet populair
werd bij de Scheveningse gemeenschap. Het boek kritiseerde de reders die zonder veel
gewetensbezwaren de vissers op wrakke schepen de zee op stuurde.
Het boek vertelt het verhaal over het leven van zijn schoonouders Arie (Floor in
het boek) en Martijntje rond 1873-1882, toen in Scheveningen de pinken en bommetjes
verdwenen om plaats te maken voor de loggers. Het monsteren werd verplicht gesteld en
daarmee veranderde de goede verstandhouding tussen volk en reder.
Omdat de oude geest der Scheveningers toen nog niet toe waren aan vernieuwing, ging
de haat zich richten tegen mannen als Arie Roeleveld, die weliswaar het oude liefhad,
maar die toch het nieuwe aanvaardde.
|