Het verhaal, Schipbreuk bij Brimms (1928)
D
e haringvangst van de Nederlandse vissers in die tijd beperkte
zich over het algemeen alleen tot de Noordzee.
Bastiaan Roeleveld (Naar Persoonskaart)
kreeg van zijn Vlaardingse reder "de Zeeuw en van Raalt" de opdracht om te onderzoeken
waar haringvissers uit IJsland, Zweden en Schotland 's winters ten westen van Schotland precies hun netten uitgooiden.
M
et deze opdracht op zak voer schipper Bastiaan Roeleveld op maandag 23 januari 1928
met de VL93 "Noord-Brabant" uit richting de Hebriden.
Het schip had gedurende de reis naar de Hebriden veel slecht en stormachtig weer ondervonden. Bij de Hebriden aangekomen
was het nog steeds stormachtig en Bastiaan ontdekte dat de Noord Brabant onvoldoende vermogen had om in de daar aanwezig sterke stroming
te kunnen vissen. De Noord Brabant heeft in die éne nacht vissen maar éénmaal hun netten kunnen uitgooien en heeft toen 7 kantjes haring gevangen.
Met de constatering dat dit schip te weinig vermogen heeft om in dit gebied te vissen is het naar Stornoway gevaren en daar heeft
schipper Bastiaan nog eens 695 ton haring gekocht om zo toch met een respectabele hoelveelheid haring huiswaarts te keren.
27 februari 1928, 8:00
De stoommachine had het hele stuk tot Kaap Wrath voluit gedraaid en om 20:00 werd Kaap Wrath, op ongeveer 4 mijl afstand, in peiling
Z.W.W.(magn) gepasseerd. Het licht van deze noordwestpunt van Schotland werd duidelijk waargenomen.
Van daaruit werd koers OZO richting Duned Head gezet de wind was ZZO en de schipper rekende op 1/2 streek drift. De vaart
was 4,5 a 5 mijl per uur. Eerst stonden de kluiver,stagfok, vischzeil en bezaan bij, later werden de kluiver en stagfok weggenomen
omdat de wind schraalder werd.
Om 1:30 in de nacht heeft de schipper de koers van O.Z.O. veranderd in Z.O. t.o. (magn.) en werd de vaart 4 mijl per uur.
Daar de wind meer naar het zuiden liep werd het vischzeil gestreken. Het bleef helder weer en de
lichten van verscheidene vissersvaartuigen werden aan bakboord gezien.
De wateren rond Thurso staan bekend als zeer gevaarlijk vaarwater met uitzonderlijk sterke stromen (6 tot 7 zeemijlen per uur!). Dit
potentieel gevaarlijke kanaal moet uitsluitend bij matige wind (minder dan 4 beaufort), goed zicht, geen deining en een redelijk doodtij
bevaren worden. Een veilige passage hangt af van een goed begrip van de getijstromen en een goede timing.
Schipper Bastiaan was nog nooit in dit gebied geweest. Wel waren de benodigde zeekaarten en zeemansgidsen in voldoende maten aanwezig.
's Nachts om 3:45 kwam de stuurman weer op wacht en de schipper Bastiaan nam even het roer over en gaf de stuurman en drie anderen de order
om het vischzeil weer bij te zetten,
het schip had toen inmiddels 92 mijl op de log. Toen om 4:10 het zeil opstond nam de stuurman het roer weer over. Het was goed zicht en schipper
Bastiaan zei tegen de stuurman dat hij het schip waarschijnlijk niet hoefde te verzeilen daar de wal zo wel in zicht zou komen. Van het
land was nog niets te bespeuren. Aan de lichtmatroos (wachtsman) vroeg schipper Basiaan goed uit te kijken en als hij de wal
zou zien hem en de stuurman direct te waarschuwen. Mocht er niks gebeuren dan mocht de lichtmatroos hem na zijn wacht, rond 5:45 als zijn wacht was afgelopen,
weer roepen. De koers was nog steeds ZotO en de stoommachine draaide nog steeds volle kracht, vaart 4 a 5 mijl(magn)
De schipper was nog geen tien minuten benedendeks toen de stuurman zowel rechtvooruit als aan beide zijden, op een paar mijl afstand,
hoge rotsen in het zicht kreeg. Ook was aan bakboord de wal te zien. De stuurman heeft gelijk N.O. gestuurd totdat hij na enige minuten
de wal aan stuurboord niet meer zag. Na 4 a 5 minuten stuurde de stuurman nog lager, OtZ (magn) en in die koers is het schip nog 3 a 4
minuten doorgevaren totdat plotseling het schip over de grond schuurde en bleef vastzitten. De stuurman zette de machine direct volle kracht
achteruit.
Benedendeks voelde schipper Bastiaan dat het schip vast liep en hij vloog het dek op.
Bovendeks zag de schipper recht vooruit de kust en bakboord hoge branding. Het schip slingerde op de rotsen heen en weer en hij liet
onmiddellijk peilen of het schip water maakte.
Het schip was lek geslagen en draaide toen nog volle kracht achteruit maar het schip zat al muurvast en op 10 meter br O
stond een zware branding welke in kracht leek toe te nemen. Het schip ging zo te keer dat zij genoodzaakt waren de motoren uit
te zetten. De machinist zetten de lensjager aan waarmee het schip leeg gepompt kon worden. De bemanning was aan dek gekomen en
er was een paniekachtige stemming. Het zeil werd snel gestreken.
De reddingsboot werd uitgezet. Met de stoomfluit werden nog noodsignalen gegeven en een vuurpijl werd afgeschoten. De schipper gaf de
voltallige bemanning de opdracht in de reddingssloep te gaan, wat niet geheel zonder gevaar bleek. Toen de voltallige bemanning, bestaande uit 14 man plaats
had genomen roeide men in de richting van de zee naar de te hulp snellende stoomdrifter, het Engelse vissersvaartuig WK12, "Sweet Pea".
De Sweet Pea nam 's ochtends om 5:30, ongeveer 5 mijl WNW van Thuros, de gehele bemanning aan boord en zette direct koers naar Thuros alwaar zij 's morgens.
om half zeven aankwamen, de schipper had alle scheepspapieren en het journaal gered en meegenomen.
Die zelfde morgen rond 10:00 zijn schipper Bastiaan, de stuurman, de machinist en drie matrozen met de Sweet Pea naar de plaats van de
stranding terug gevaren. De Sweet Pea arriveerde daar om 10:45 waarna Bastiaan en zijn mensen vervolgens met de reddingsboot weer naar de
Noord Brabant roeide om er aan boord te gaan. Eenmaal aan boord van
de Noord Brabander heeft de bemanning een nader onderzoek ingesteld om te kijken of het schip veel water had gemaakt.
Het schip stootte hevig en slingerde zwaar op de rotsachtige grond, aan de westzijde van Brimms Ness. Het schip was ook meer richting de branding
geschoven. In de machine kamer stond er water onder de vloerplaten. Zowel in het voorlogies als het achterlogies lag alles door elkaar. Ze durfden
niet te lang te blijven en na de scheepspapieren te hebben meegenomen zijn ze weer naar de roeiboot terrug gegaan. De schipper concludeerde dat
het schip niet van de rotsen afgehaald kon worden en dus als totaal verloren beschouwd moest worden. De zeelui zijn daarna naar de Sweet Pea
teruggeroeid die hun vervolgens weer naar Thurso bracht.
Om 14:00 is schipper Bastiaan samen met de stuurman per automobiel naar de strandingplaats gereden en zag toen dat het schip verloren was
daar het geheel overzijde over bakboord lag.
De bemanning overnachte in het "sailers home" te Scrabster even ten noorden van Thurso. Bastiaan schreef een brief naar huis op
postpapier van "Cairs Temperance hotel". De volgende dag vertrokken ze per trein naar Leith, een plaats bij Edinburgh.
Ze wilden daar de boot naar Nederland nemen maar er bleek op het schip geen plaats meer te zijn. Daarom ging men verder per trein
naar Hull. Vandaar reisden ze met de s.s. Whily Abbey naar Rotterdam en kwamen daar op 4 maart behouden aan.
R
eisschema
|