𝔏𝔦𝔩𝔦𝔞𝔫𝔡𝔯𝔬𝔰𝔱

Het verhaal, de Redding

Mei 1915, tijdens de eerste Wereldoorlog.
Dit familie verhaal over schipper Bastiaan Roeleveld (Naar Persoonskaart) , speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Het verhaal is boeiend omdat er nog veel informatie over deze gebeurtenis aanwezig is. Krantenberichten en een scheepsverklaring geven een duidelijk beeld van wat er zich begin mei 1915 midden op de Noordzee, ten noorden van de Doggersbank, heeft afgespeeld.
Rond de tijd dat dit familie verhaal begint was de eerste wereldoorlog zich aan het ontwikkelen en waren er al oorlogsverklaringen tussen aan de centralen (Duitland, Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije) en de geallieerde (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Keizerrijk Rusland). Op de Noordzee maakten Duitse onderzeeboten het handelsverkeer onveilig met het leggen van mijnen en het doen van prik aanvallen. Ongeveer vier maanden daarvoor vond er in de omgeving van de Doggersbank nog een zeeslag plaats. Toch was het essentieel dat de handel tussen landen door bleef gaan. Ondanks de oorlog, de onderzeeboten en de mijnen bleef de lijn Engeland - Denemarken een levendige vaarroute, hoofdzakelijk met stoomschepen zoals de "Lilian Drost".

Vrijdag 7 Mei 8:00
In deze gespannen oorlogssfeer vertrok op vrijdag 7 mei 1915 rond 8 uur 's ochtends het Deense stoomschip "Lilian Drost" uit Blyth (Verenigd Koninkrijk) richting Kopenhagen.

De bemanning van de "Lilian Drost" bestond uit 18 man: 14 Denen, 3 Zweden en 1 Fin. Christian Munch was de kapitein en Emil Hellessen de eerste stuurman. Zie rechts de komplete lijst.

Vracht: 1500 ton steenkool en 950 ton cokes.

Een loods begeleidde hen tot net iets buiten de pieren waarna hij om 8:20 van boord ging. De Lilian Drost koerste eerst N 1/2 O en N 3/4 O langs de kust richting Farne Island. Om 13:20, toen inmiddels 32 km was afgelegd, wijzigde de koers in O 1/2 N. De wind was toen noordoost, de koelte 3 met overeenstemmende zeegang.

De bemanning van de Lilian Drost

Zaterdag 8 mei 19:10
Die hele dag en ook de hele volgende dag werd koers O 1/2 N aangehouden. Zaterdags nam de wind wel gestaag toe en 's avonds rond 19:00 was de wind N t O, koelte 6 met overeenstemmende zeegang.
's Avonds om tien over zeven was de “Lilian Drost” ten noorden van de Doggersbank toen er een ontploffing onder het voorschip plaatsvond. Daar op zee niks te zien was ging de bemanning er vanuit dat het stoomschip op een mijn was gevaren. Het voorschip maakt direct veel water en begon al snel te zinken. Daarom ook gaf de kapitein direct bevel aan de bemanning om snel in de reddingsboten te gaan. Toen de reddingssloep aan bakboord ter water werd gelaten sloeg deze stuk en liep direct vol water. Het voorschip was al zover gezonken dat het water er overheen sloeg. Alleen de reddingssloep aan stuurboot was nog over zodat alle 18 bemanningsleden in de enige overgebleven sloep moesten. Gelukkig bleven de zeelui kalm en gedisciplineerd waardoor alle 18 mannen in de inmiddels veel te zwaar beladen sloep konden plaatsnemen. Pas nadat de sloep te water was ontdekte de zeelui dat er maar 17 bemanningsleden in de reddingssboot waren, de machinist bleek te ontbreken. Tien minuten na de ontploffing zonk de Lilian Drost. Ondanks de hachelijke situatie waarin ze verkeerde waren de schipbreukeling oprecht blij toen ze, iets verder op, de machinist ontdekte. Hij klampte zich vast aan een stuk drijfhout van het gezonken schip. Heel voorzichtig, om niet te veel water te maken, kon hij alsnog als achttiende aan boord van de sloep gehesen worden. De gehele nacht en de volgende ochtend moest de sloep zich zien drijvend te houden. Met de 18 schipbreukelingen maakte de reddingssloep veel water. Met petten, laarzen en hun handen moesten zij het gedurig binnenstromende water uit de boot hozen. De boot was ook te zwaar beladen om te kunnen roeien. In die nacht hebben de schipbreukelingen nog wel twee stoomschepen zien passeren maar de noodsignalen vanuit de reddingssloep werden door de schepen niet opgemerkt.

Zondag 9 mei 9:00
Pas die volgende ochtend rond 9:00 zagen de schipbreukelingen een logger in hun nabijheid komen. Dit bleek de uitvarende logger SCH234 te zijn die op weg was om nabij de Doggersbank te gaan vissen. De SCH234 zag de vol beladen witte sloep wel maar durfde deze niet te benaderen in plaats daarvan voer het schip snel weg de schipbreukeling woedend en wanhopig achterlatend.

De Nederlandse vissers.
Voor de Nederlandse vissers was de visserij op de Noordzee hun enige bron van inkomsten, dus vertrokken de loggers gewoon vanuit de verschillende vissersplaatsen om op de Noordzee te gaan vissen. Ondanks de neutraliteit van Nederland gedurende de hele WOI was het ook voor de Hollandse vissers onveilig op de Noordzee.

Zondag 9 mei 10:30
Ook de logger de VL93 (de Noord Brabant) met als schipper Bastiaan Roeleveld was op weg om te gaan vissen toen zij rond half-elf door de SCH234 werden gepaaid. De schipper van de SCH234 berichtte dat hij die ochtend een bemande witte sloep had zien drijven, doch alleen geen hulp durfde te bieden. Hij stelde voor om samen de sloep weer op te zoeken.

Zondag 9 mei 13:00
Schipper Bastiaan van de VL93 was direct bereid te gaan zoeken en zo doorkruiste de VL93 in de vorm van een driehoek het gebied waar de sloep zou moeten liggen. De SCH234 hield zich tijdens de gehele zoek actie zoveel mogelijk afzijdig. Na twee uur in een steeds kleinere driehoek te hebben gezeild, werden rond 1 uur 's middags de schipbreukelingen door de logger VL93 ontdekt. De verkleunde zeelui van de Lilian Drost stonden tot over de knieën in het water en waren volledig uitgeput en onderkoeld. Een nieuwe nacht met achttien man op deze sloep hadden zij niet overleefd.
De drenkelingen werden op hartelijke en gastvrije wijze door de bemannning van de VL93 binnengehaald en verzorgd. De Hollandse visserslieden stonden hun eigen droge kleren en hun kooien af om de verkleumde schipbreukelingen te helpen en zorgde voor warm voedsel en warme drank.
Toen de SCH234 zag dat de VL93 alle schipbreukelingen had gered, kwam deze langszij om te vragen of het nodig was dat zij de VL93 nog verder zouden vergezellen. Bastiaan Roeleveld gaf aan dat de VL93 onmiddellijk de terugreis zou aanvaarden en dat hij de SCH234 hierbij niet nodig had. Daar de schipper van de SCH234 wel aanvoelde dat hun aandeel in het geheel wel erg dubieus was heeft hij aan schipper Roeleveld verzocht om bij thuiskomst te vertellen dat de SCH234 de sloep voor een onderzeer had aangezien en daarom niet had bij gedraaid. De SCH234 voer daarna naar het visgebied om daar alsnog te gaan vissen en bij terugkomst had de logger een opbrengst van 3000 gulden.

De haven van IJmuiden, 14 mei 2015 rond 22:00.
Onmiddellijk nadat de drenkelingen waren gered aanvaardde de VL93 de terugreis naar de haven van IJmuiden. Na vier dagen varen, op woensdagavond 14 mei om half tien, liepen zij met alle 18 opvarende de haven van IJmuiden binnen.
Na bemiddeling van de Britse vice-consul heeft de bemanning van de "Lilian Drost" de nacht in Koning Willems Huis te IJmuiden mogen doorbrengen. Daar werden ze ook ruimschoots van al het benodigdheden voorzien. Over de behandeling van de VL93 was de geredde bemanning vol lof en toen ze de volgende dag naar het Deense consulaat te Amsterdam vetrokken was het afscheid tussen de zeelieden veelzeggend. De VL39 liep door deze redding een opbrengst van 11 dagen vangst mis. Roeleveld schatte de schade dan ook op het zelfde bedrag als de opbrengst van de SCH234. Een ter zake kundige gaf aan dat deze schatting correct was. De schipper van logger SCH234 is voor zijn gedrag ter verantwoording geroepen. Die uitvlucht dat zij dachten dat het een onderzeer was, was in strijd met zijn logboek. De schipper van de VL93 werd door de Haagse rechtbank tot een gevangenisstraf veroordeeld

De U-36 met commandant Ernst Graeff.
Op 24 juli 1915 werd door kanonvuur van Queen-Ship Prince Charles en U-boot, de U-36 met als commandant Ernst Graeff, tot zinken gebracht. Hierdoor stierven 18 bemanningsleden van de U-36 en een onbekend aantal werden gevangen genomen. Bij een gevangen genomen Duitse zeeman werd het logboek van de U-36 gevonden. Uit het logbook bleek dat deze onderzeer 14 schepen tot zinken had gebracht waarvan de Lilian Drost de eerste was. Vanuit het logboek kon ook een kaart van de vaarroute van de U-36 worden gereconstrueerd en werd zo ook duidelijk waar en waarneer de Lilian Drost tot zinken werd gebracht.

Briefkaarten
In de maand september van het zelfde jaar heeft Bastiaan Roeleveld nog briefkaarten van twee van de schipbreukelen van de Lilian Drost gekregen, 1st stuurman E Hellise stuurde een kaart en ook 3de stuurman F Jons waarin zij beide hun dank aan Bastiaan Roeleveld en zijn bemanning uitspraken.

De onderscheiding.
Door het Koninklijke Deense Consulaat werd in een brief van 13 juli 1915 aan het Deense ministerie van buitenlandsezaken aandacht gevraagd voor de redding van de bemanningsleden van de Lilian Drost.
Deze Deense Consulaat stuurde op 11 mei 1916 een brief aan Bastiaan Roeleveld waarin hij aangaf dat hij tijdens een bezoek aan Kopenhagen bij het ministerie op een officiele erkenning voor zijn daden had aangedrongen.
Op 26 mei 1916 stuurde de Deense Konsulat nogmaals een brief aan het ministerie met wat verdere uitleg.
Op 5 december 1916 werd door het koninklijk Deense consulaat uit hoofden van het Deense ministerie aan Bastiaan Roeleveld een beker uitgereikt. De beker is van zwaar gedreven zilver en bevindt zich nog steeds in bezit van de familie.